Licht en Lenzen
Natuurkunde voor niveau vwo 2, havo 4, vwo 6, havo, vwo, havo 3, vwo 3, havo 5, vwo 4, havo 2, vwo 5, vwo, 2, vwo, 6, vwo, 3, vwo, 4, vwo, 5
Diagnostische vragen over licht en lenzen.
golflengte, frequentie, spiegels, kleuren mengen, iol
Hieronder zie je de dia’s inclusief toelichting. Gebruik de knop hieronder om de presentatie (Powerpoint) te downloaden.
Download presentatie (.pptx)

Misvatting: Leerlingen denken dat je oog zich aanpast aan het donker. Ze realiseren zich niet dat er licht in je oog moet komen om iets te kunnen zien
Er valt geen licht op de tafel. Er komt ook geen licht van de tafel in Leo zijn oog, hij kan de tafel niet zien.
A Correct
B In het donker worden je ogen wel gevoeliger voor licht, maar als er geen licht is, krijg je ook niks te zien
C Om iets te zien moet er licht van het voorwerp in je oog vallen. Als er geen licht is, dan is er ook niets te zien.

Misvatting: Leerlingen denken dat de helft van het beeld wegvalt. De bovenkant of de onderkant (want een positieve lens heeft een beeld dat ondersteboven is).
Het beeld wordt minder lichtsterk, omdat er minder lichtstralen door de lens kunnen, maar je ziet nog steeds het hele beeld scherp. Want vanaf elk punt van het voorwerp kunnen er nog steeds lichtstralen via de lens naar het beeld gaan.
Let op, dit werkt alleen als het voorwerp dat de lens afdekt heel dicht bij de lens staat. Als het verder weg staat zal een deel van het beeld verdwijnen, omdat er vanaf dat deel van het voorwerp geen pad naar de lens is.
A Er komt in totaal minder licht op de lens. Er komt dus ook minder licht op het scherm.
B Ook de lichtstralen van de onderste helft van het voorwerp kunnen via de onderste helft van de lens het scherm bereiken
C Ook de lichtstralen van de bovenste helft van het voorwerp kunnen via de onderste helft van de lens het scherm bereiken
D Goed

Misvatting: Veel leerlingen weten hoe het werkt met kleuren verf mengen. Maar bij licht werkt het anders! Hier geldt bijvoorbeeld: groen + rood = geel.
De pixels van je scherm zijn kleine lampjes. Je mengt met pixels dus licht.
A Geel is een mengkleur bij kleuren mengen met licht
B Blauw en Rood geven geen geel, maar magenta
C Geel is een mengkleur bij kleuren mengen met licht
D Correct

Misvatting: Leerlingen denken dat een rode roos het rode licht opneemt en de rest weerkaatst. Alledrie de foute antwoorden hinten op dit idee
De kleur die je ziet komt doordat het voorwerp uit het witte licht alleen die kleur in je oog laat komen
A Correct
B Niet goed. Juist het rode licht wordt weerkaatst
C Niet goed. De roos kaatst alleen rood weerkaatsen
D Niet goed. Cyaan is de mengkleur van groen en blauw

Misvatting: Leerlingen hebben nog geen vast idee over golflengte en frequentie. Ook gaat het over đŖ=đâ
đ. Je kunt hier niet ÊÊn grootheid aanpassen en de rest constant houden.
De frequentie van het licht verandert niet. Dat bepaald namelijk de energie van het licht, en energie is behouden. De formule đŖ=đâ
đ laat zien dat als de snelheid afneemt, ook de golflengte af moet nemen (f blijft geljk)
A Als de snelheid verandert en de rest blijft gelijk, dan klopt de formule đŖ=đâ
đ niet meer
B Als de golflengte verandert en de rest blijft gelijk, dan klopt de formule đŖ=đâ
đ niet meer
C Correct
D Dan zou er niets veranderen bij de overgang van het ene medium naar het andere. Oftewel: geen breking
Misvatting: Leerlingen hebben nog geen vast idee over golflengte en frequentie. Ook gaat het over đŖ=đâ
đ. Je kunt hier niet ÊÊn grootheid aanpassen en de rest constant houden.
De frequentie van het licht verandert niet. Dat bepaald namelijk de energie van het licht, en energie is behouden. De formule đŖ=đâ
đ laat zien dat als de snelheid afneemt, ook de golflengte af moet nemen (f blijft geljk)
A Als de snelheid verandert en de rest blijft gelijk, dan klopt de formule đŖ=đâ
đ niet meer
B Als de golflengte verandert en de rest blijft gelijk, dan klopt de formule đŖ=đâ
đ niet meer
C Correct
D Dan zou er niets veranderen bij de overgang van het ene medium naar het andere. Oftewel: geen breking

Misvatting: In de afgelopen vraag zijn we bezig met frequentie, golflengte en snelheid. Leerlingen blijven soms in dat denkbeeld hangen. Nu testen we of ze doorhebben dat bij een reflectie alleen de richting van de snelheid van het licht verandert.
Licht dat reflecteert van een glad oppervlak verandert niet van eigenschappen. Alleen de richting van de snelheid verandert.
A Zie uitleg
B Zie uitleg
C Zie uitleg
D Zie uitleg
E Zie uitleg
F Correct

Misvatting: Leerlingen denken dat de spiegel even groot moet zijn als je gezicht.
Bedenk dat de spiegel zich altijd precies in het midden bevindt tussen je gezicht en het spiegelbeeld van je gezicht. Als je kijklijnen tekent van het gespiegelde gezicht naar je echte oog, dan zullen die lijnen convergeren. Bij de spiegel zijn ze halverwege, en is de afstand tussen de stralen dus ook gehalveerd. Je hebt dus maar de helft van de grootte van je gezicht nodig
A Niet goed. Je ziet maar de helft van je gezicht
B Goed. Lichtstralen van de onderkant van je gezicht komen volgens hoek I = hoek r in je oog
C Niet goed. Je hoeft maar de helft schoon te maken
D Niet goed. Je hoeft maar de helft schoon te maken

Misvatting: Leerlingen
Licht met een kleine golflengte wordt sterker gebroken door het prisma. Van zichtbaar licht heeft blauw (eigenlijk violet) de kleinste golflengte, rood licht de grootste.
A Niet goed. Blauw licht heeft een kleinere golflengte dan groen
B Niet goed. Paars licht heeft een kleinere golflengte dan groen
C Correct
D Zie uitleg
E Zie uitleg

De vragen en toelichtingen vallen onder een CC BY-SA 4.0 licentie https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0