Biologie voor niveau havo, vwo, vmbo
Deze PowerPoint bevat diagnostische vragen bij het thema ecologie
diagnostische vragen, populatie, voortgezette assimilatie, piramide van biomassa, piramide van aantallen, predator-prooi relatie, soort, kringloop van stoffen, climaxstadium, koolstofdioxide, biomassa, afvaleters, producent, consument, reducent, iol
Hieronder zie je de dia’s inclusief toelichting. Gebruik de knop hieronder om de presentatie (Powerpoint) te downloaden.
Download presentatie (.pptx)
Dit is een PowerPoint met diagnostische vragen bij het thema ecologie.
Misvatting: Leerlingen verwarren populatie met levensgemeenschap en begrijpen niet wat een soort is. Tot dezelfde soort behoren betekent in de volksmond “van hetzelfde type”. In de biologie betekent het echter dat ze onderling vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen. Er zijn veel verschillende soorten grassen, vissen en bomen.A Leerlingen denken dat alle insecten tot dezelfde soort behoren.B Leerlingen denken dat alle grassen tot dezelfde soort behoren.C GOEDD Leerlingen denken dat een populatie hetzelfde is als een levensgemeenschap.
Misvatting: Organismen behoren tot dezelfde populatie als ze daadwerkelijk onderling kunnen voortplanten. A Leerlingen denken dat soort hetzelfde is als populatie.B Leerlingen denken dat klimaat hetzelfde is als ecosysteem of een afgebakend gebied.C Leerlingen denken dat Nederland één afgebakend/begrensd gebied is. D GOED
Misvatting: Leerlingen denken dat een bos in climaxstadium niet meer groeit en dus ook geen stoffen meer opneemt en afgeeft. A Leerlingen denken dat de biomassa nog toeneemt. Zij halen een groeiend bos en een climaxbos door elkaar. Sommige leerlingen denken dat oudere bomen meer fotosynthetiseren en minder ademen dan jongere bomen.B Leerlingen denken dat er geen fotosynthese meer plaatsvindt, omdat het bos geen toename van biomassa heeft. Leerlingen vergeten dat de plant ook fotosynthese moet doen om in leven te blijven. C GOED (Een bos absorbeert koolstofdioxide door fotosynthese en geeft koolstofdioxide af tijdens de ademhaling door planten, dieren en reducenten. Naarmate een bos ouder wordt en ouder wordt, groeien planten niet zo snel, en de snelheid waarmee koolstof wordt opgenomen, neemt af, waardoor het in de buurt komt van de snelheid waarmee koolstofdioxide vrijkomt door ademhaling.)
Misvatting: Leerlingen snappen niet dat biomassa (organische stof) wordt opgebouwd uit CO2.A GOED (Planten nemen tijdens fotosynthese koolstofdioxide op en geven zuurstofgas af. De koolstofmoleculen worden omgezet van koolstofdioxide in organische vormen, en vele worden opgenomen in plantenweefsels, waardoor de massa van de plant toeneemt.) B Leerlingen halen fotosynthese en dissimilatie door elkaar qua opname en uitstoot van CO2 en O2. C Leerlingen denken dat gassen geen massa hebben/ niet organisch zijn en dus niets toevoegen aan het biomassa van de plant.
Misvatting: Leerlingen denken dat reducenten alles in de bodem achteraten, terwijl er ook CO2 ontsnapt aan de atmosfeer (na verrotting)A Leerlingen denken dat verrotting zorgt voor meer materiaal / afbraakproductenB GOED Verrotting is de dissimilatie van reducenten. Dissimilatie produceert CO2 en dat diffundeert van de bodem naar de atmosfeer.) C Leerlingen denken dat alle afbraakproducten in de bodem blijven.
Misvatting: Leerlingen denken dat afvaleters bacteriën of schimmels zijn.A GOED Afvaleters zetten organische stoffen om in organische stoffen. Reducenten breken organische stoffen af tot anorganische stoffen (mineralen).B Leerlingen denken dat afvaleters en reducenten dezelfde organismen zijn.C Leerlingen denken dat afvaleters reducenten zijn, maar reducenten zetten organische stoffen om in anorganische stoffen.
Misvatting: Leerlingen denken dat afvaleters reducenten zijn. A Leerlingen denken dat afvaleters producenten zijn.B GOED C Leerlingen denken dat afvaleters reducenten zijn.
Misvatting: Leerlingen weten niet dat de producenten op het eerste trofische niveau staan.A leerlingen denken dat het eerste stap van de keten bovenaan staat en dat dat de planteneters zijn B De leerlingen denken dat de producenten bovenin de piramide staan (niveau 4), waardoor de planteneters met niveau 3 worden aangegevenC GOEDD De leerlingen denken dat de piramide alleen over consumenten gaat
Misvatting: Leerlingen denken dat consumenten van de eerste orde ook het eerste trofische niveau zijn.A Leerlingen denken dat de eerste orde betekent dat je bovenaan in de piramide staat. B Leerlingen denken dat alleen vleeseters consumenten zijn en zien planteneters niet als consumentenC GOEDD De leerlingen denken dat de orde verwijzing hetzelfde is als het trofische niveau.
Misvatting:leerlingen denken dat een piramide altijd een piramide vorm heeft.A Leerlingen denken dat de soort met de grootste aantallen altijd onderaan staat. B GOED C Leerlingen denken dat het altijd een piramidevorm is.D Leerlingen plaatsen het gras bovenaan in de piramide, omdat de voedselketen daarmee begint.
Misvatting: Leerlingen realiseren zich niet dat een biomassa piramide altijd een piramide vorm heeft.A Leerlingen denken dat de grootste aantallen ook de grootste biomassa hebben.B Leerlingen verwarren de piramide van biomassa en de piramide van aantallen.C GOEDD Leerlingen werken van boven naar beneden en werken met aantallen en niet met biomassa.
Misvatting: Leerlingen denken dat predatoren en hun prooi op hetzelfde moment pieken. A Leerlingen denken dat de predatoren en de prooien tegelijkertijd met veel aanwezig zullen zijn.B GOED
Misvatting: Leerlingen begrijpen niet dat eiwitten en vetten gemaakt worden met mineralen uit de bodem en glucose uit fotosynthese.A GOED. Ze gebruiken de insecten slechts voor mineralen / als stikstofbronB Leerlingen denken dat de plant de insecten eet als voedselbron (en energierijke stoffen opneemt)C Leerlingen denken dat het reducenten zijn omdat ze organische stoffen afbreken tot mineralen, maar reducenten zijn altijd micro-organismen Bron afbeelding Interessante kennis bron over voortgezette assimilatie
Misvatting: Leerlingen begrijpen de rol van planten in de kringloop van stoffen niet goed. A Leerlingen denken dat alleen dieren eiwitten nodig hebben (voor spieropbouw etc)B Leerlingen denken dat planten energierijke stoffen (voedsel) uit de bodem opnemenC GOED Tip: varieer deze vraag met de andere energierijke stoffen koolhydraten en vetten
De vragen en toelichtingen vallen onder een CC BY-SA 4.0 licentie: https://creativecommons.org/licenses/by-sa/4.0